Logopedie en orthodontie

 

Open mondgedrag of een verkeerde tongpositie tijdens het praten en slikken kunnen
gebitsveranderingen veroorzaken. Ook gebeurt het regelmatig dat na orthodontie toch
weer een gebitsverschuiving plaatsvindt. Door het aanleren van een juiste manier van
slikken en articuleren, kan de gebitsstand aanzienlijk verbeteren.

Duim-, vinger- of speenzuigen kunnen de oorzaak zijn van deze verkeerde mondge-
woontes. Tijdens de logopedische behandeling zal hier aandacht aan besteed worden.
Onder verkeerde mondgewoontes wordt verstaan:
 

1. mondademing
2. foutieve slikgewoontes
3. foutieve spreekgewoontes.

1. Mondademing.

Hiervan spreken we als de lippen vaak geopend zijn en door de mond i.p.v. de
neus wordt geademd. Vaak ligt de tong slap tegen of op de ondertanden.
De tong kan de tanden naar voren duwen en de lippen geven te weinig tegendruk.


2. Foutieve slikgewoontes.

Bij een verkeerde manier van slikken wordt met de tong krachtig tegen de tanden
geduwd, met als gevolg dat de tanden weggedrukt worden (naar voren en opzij) en
een open beet ontstaat.


3. Foutieve spreekgewoontes.

Wanneer de tong gewend is om steeds de tanden te raken (in rust en tijdens het
slikken), zal dit ook tijdens het spreken gebeuren. Vooral bij de t,d,n,l,s,z zal de tong
naar voren komen. Soms is dit goed hoorbaar, b.v. bij slissen.